—
Wat ging vooraf?
Op 25 maart 2016 installeerde de voorzitter van De Gezondheidsraad de commissie ME. Deze commissie heeft als opdracht een advies uit te brengen aan de Tweede Kamer over de ziekte ME. De Gezondheidsraad deed er een jaar over om de commissie samen te stellen. En passant werd de naam veranderd in commissie ME/CVS. Het feit dat de naam op voorhand werd gewijzigd, is bijzonder. Hoe kan men op voorhand afwijken van de opdracht en ME nu al verbinden met de term CVS terwijl de commissie haar werk nog niet heeft gedaan?
—
Van de site van De Gezondheidsraad:
Op 25 maart 2016 installeerde de voorzitter van de Gezondheidsraad de commissie ME/CVS. De commissie zal op verzoek van de Tweede Kamer een overzicht geven van de stand van de wetenschap omtrent myalgische encefalomyelitis (ME). De raad besprak deze aandoening eerder, in 2005, in het advies Het chronische-vermoeidheidssyndroom.
—-
Het is maar zeer de vraag of de Gezondheidsraad deze aandoening eerder besprak in 2005 in het advies Het chronische-vermoeidheidssyndroom. De essentie van de huidige adviesaanvraag op basis van een burgerinitiatief is nu juist om onderzoek te doen naar ME. De stellingname van de voorzitter en de vicevoorzitter lijkt gezien het voorgaande te duiden op vooringenomenheid.
—
De Gezondheidsraad kreeg als opdracht mee het rapport van het Amerikaanse Institute Of Medicine over ME als uitgangspunt te nemen. In dit rapport met de naam “Beyond Myalgic Encephalomyelitis/Chronic Fatigue Syndrome: Redefining an Illness” wordt gesteld:
ME/CFS is a serious, chronic, complex, systemic disease that often can profoundly affect the lives of patients.
Het rapport bevat de aanbeveling om de ziekte een andere naam te geven omdat de term chronische vermoeidheidssyndroom geen correcte indruk geeft van de verschijnselen die verbonden zijn aan deze ernstige fysieke ziekte.
—
Onjuiste informatieverstrekking
In de vergadering op 15 juni 2016 lichtten de voorzitter en de vicevoorzitter van De Gezondheidsraad de stand van zaken omtrent het adviestraject ME toe ten overstaan van de Tweede Kamercommissie VWS. In totaal werd aan het onderwerp adviescommissie ME twaalf minuten besteed tijdens een bijeenkomst van een uur.
De voorzitter gaf aan dat het rapport van het IOM over ME van onvoldoende kwaliteit is. Sinds het verschijnen van het rapport zijn er volgens hem duizend nieuwe onderzoeken verschenen over deze “problematiek”. Er zal volgens hem een relevante selectie moeten worden gemaakt (welke criteria hanteert de raad daarbij?).
Hij stelde dat het IOM minder zorgvuldig omgaat met belangen(conflicten) van leden. Hij meldde dat men er een zetel kan kopen. Hij maakt een opmerking dat het IOM een ander verdienmodel hanteert dan “wij doen”. Zowel hij als professor Severens, de vicevoorzitter, grinnikten hierover.
2
Deze opmerking roept de indruk op dat we de rapporten en adviezen van het IOM niet serieus kunnen nemen. Vreemd genoeg staat op de site van de Gezondheidsraad over samenwerking: “De Gezondheidsraad onderhoudt nauwe contacten met het Amerikaanse Institute Of Medicine.”
Navraag bij de directie van het Institute of Medicine, tegenwoordig National Academies of Medicine (NAM) genaamd, leert dat de beweringen van de voorzitter van De Gezondheidsraad omtrent de werkwijze, de onpartijdigheid en de verstrengeling van belangen volstrekt onjuist zijn. Het gegrinnik van de voorzitter en de vicevoorzitter over “een ander verdienmodel” in relatie tot het bovenstaande blijkt volkomen ongepast.
—
De National Academies of Sciences, Engineering and Medicine is een onafhankelijk instituut zonder winstoogmerk (zie bijlage 1). Leden van het instituut worden benoemd op basis van verdienste en op voordracht van tenminste 2 zittende leden die een gedegen onderbouwing voor de voordracht moeten geven. Er wordt vervolgens een diepgaand onderzoek ingesteld naar mogelijk conflicterende belangen en daarna wordt de voorgenomen benoeming eerst 20 dagen gepubliceerd. Tijdens deze periode kan men bezwaar maken tegen de benoeming.
Voor de totstandkoming van het advies in de VS werden volgens het rapport Beyond Myalgic Encephalomyelitis/Chronic Fatigue Syndrome: Redefining an Illness 15 commissieleden benoemd. Tevens werden 3 consultants aangesteld, 7 stafmedewerkers en tenslotte 15 reviewers die het rapport voordat het gepubliceerd werd van commentaar hebben voorzien. Het reviewproces werd in de gaten gehouden door nog eens 2 personen. Zie bijlage 3.
—
Hoe gaat dat bij de Nederlandse Gezondheidsraad?
De voorzitter gaf op 15 juni aan dat het IOM rapport naar de mening van de Gezondheidsraad van onvoldoende kwaliteit is en dat het rapport bewerking zal behoeven wat betreft de kwaliteit. Bovendien suggereerden de voorzitter en de vicevoorzitter van de Gezondheidsraad dat er in Nederland zorgvuldiger met benoemingen en conflicterende belangen wordt omgesprongen. Laat ons eens bekijken hoe dat dan in zijn werk gaat.
—
Volgens de website van De Gezondheidsraad adviseert de raad onafhankelijk. Zie bijlage 2. De voorzitter en de vicevoorzitter worden benoemd door de minister van VWS. Leden van de raad en commissieleden worden benoemd door de leiding van de raad. De leiding is in handen van de voorzitter en de vicevoorzitter.
—
De samenstelling van de commissie ME is dus vastgesteld door de leiding van de raad. Dat benoemingsproces lijkt minder transparant dan het proces dat van toepassing is bij het IOM. In ieder geval was het voor mij absoluut niet transparant, want alles vond achter gesloten deuren plaats en voor zover ik weet hadden betrokkenen een zwijgplicht. Publicatie van de namen van kandidaten gedurende 20 dagen voorafgaande aan de benoeming met een mogelijkheid bezwaar in te dienen, komt bij De Gezondheidsraad niet voor. Verder is een aantal belangenverklaringen van de commissieleden pas een tijd na de benoeming gepubliceerd en is vervolgens een aantal binnen het tijdsaspect van slechts 2 maanden (na de vergadering op 15 juni) weer aangepast. In die gepubliceerde belangenverklaringen noemt één lid wel een aantal onderwerpen terwijl een ander, die daar net zoveel bij betrokken is, diezelfde punten helemaal niet vermeldt. In alle gevallen staat de handtekening van de voorzitter van De Gezondheidsraad onder de verklaring en dat betreft zowel de initiële verklaringen als de gewijzigde verklaringen.
—
Deze gang van zaken roept de vraag op hoe zorgvuldig er gescreend is. Dat is een schrijnende vraag als je bedenkt dat de leiding van De Gezondheidsraad commentaar had op de gang van zaken bij het IOM en stelde dat zoiets in Nederland veel zorgvuldiger gebeurt. Die indruk dat het in Nederland veel zorgvuldiger is gebeurd, ontstaat echter op basis van het voorgaande zeker niet en transparantie lijkt ver weg.
—
Voor de commissie ME van de Gezondheidsraad werden 10 leden benoemd door de leiding van de raad.(zie bijlage 4.) Daaronder zijn 8 leden benoemd op basis van hun professie en 2 leden vanuit de patiëntenorganisaties. Aan de patiëntenverenigingen is gevraagd om professionals voor te dragen voor de genoemde 8 zetels. Geen van de oorspronkelijk door de patiëntenorganisaties aangedragen professionele kandidaten is benoemd (één van de organisaties geeft aan dat wel een voorgedragen kandidaat is benoemd). Professor Van Gool maakt hierover een ontwijkende opmerking dat voorgedragen kandidaten het zelf zouden hebben laten afweten. De indruk bestaat echter dat bepaalde kandidaten niet benaderd zijn.
—
Is het voor de kamerleden wel volledig helder hoe het benoemingsproces is verlopen?
—
Naast de commissieleden is er een secretaris die is aangesteld vanuit De Gezondheidsraad en er is een waarnemer van het ministerie van VWS. Hoe verhoudt zich de aanwezigheid van die waarnemer ten opzichte van de onafhankelijkheid van de raad?
Gezien de ambitie van de leiding van De Gezondheidsraad om het beter te doen dan het rapport van het IOM kunnen we constateren dat het in ieder geval in getalsmatig opzicht een uitdaging zal zijn.
—
Selectiecriteria
Wat waren de selectiecriteria voor deze adviescommissie en hoe zijn ze toegepast? Professor Van Gool noemde in het gesprek met de vaste kamercommissie VWS de selectiecriteria voor de commissieleden. Onderstaand worden de selectiecriteria en overwegingen geciteerd en van een beschouwing voorzien.
—
a. “verschillende achtergrond wat betreft hun discipline”
De leden hebben inderdaad een redelijk verschillende achtergrond qua beroepsgroep. Iets anders wordt het als we kijken naar het aandachtsgebied waar de commissieleden zich mee bezig houden; dan zijn 4 leden verbonden met behandeling, richtlijnontwikkeling en onderzoek op het gebied van van chronische vermoeidheidsklachten vanuit psychosomatische hoek, ook wel SOLK genoemd. (SOLK = Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten)
—
b. “wetenschappelijk aanzien, wetenschappelijke reputatie”
Dit is een interessant criterium. Hoe verhoudt zich dit punt tot conflicterende belangen? Van Gool spreekt over belangen als patenten en aandelen. Andere belangen laat hij buiten beschouwing. Maar er zijn wel degelijk andere belangen die een rol spelen en die hebben nu juist betrekking op wetenschappelijk aanzien en wetenschappelijke reputatie. Stel je voor hoe moeilijk het zal zijn om in een adviescommissie als deze een standpunt in te nemen dat indruist tegen je eigen onderzoeken en publicaties en tegen de stellige standpunten die je hebt ingenomen! Dan laat ik zakelijke belangen die daar onmiskenbaar ook mee samenhangen nog buiten beschouwing.
—
c. De leiding van De Gezondheidsraad heeft zich de vraag gesteld “hoe zal het draagvlak zijn voor het uiteindelijke advies, hebben de leden commissievaardigheden, zijn het mensen die ook bereid zijn te luisteren? Staan ze open voor andere meningen?”
Wat draagvlak betreft kunnen we constateren dat de SOLK-benadering in deze omvang in de commissie geen draagvlak heeft bij de patiënten. Desondanks zijn 4 leden vanuit deze hoek aanwezig. Zijn ze bereid om te luisteren en staan ze open voor andere meningen? Dat is iets waar zeker vraagtekens bij te plaatsen zijn.
Kritische vragen die in maart aan één van de commissieleden gesteld zijn over de wetenschappelijke onderbouwing van één van zijn publicaties werden afgedaan met het antwoord dat hij daar geen tijd voor had.
Een ander commissielid is volop aanwezig op Twitter en geeft daar blijk van haar psychosomatische visie, hoe kan het ook anders gezien het onderwerp van haar leerstoel psychosomatiek.
De advocaat van het burgerinitiatief ME constateert naar aanleiding van het gesprek op 15 juni met de kamercommissie, waar hij als toehoorder bij aanwezig was, dat het onderzoek in deze opzet vanuit de initiatiefnemers op voorhand geen steun kan krijgen. Dat raakt in ieder geval de vraag van het Kamerlid Rutte in het overleg, ten aanzien van de (beroerde) ervaringen met het initiatief Lyme.
—
d. “is iemand geassocieerd met een bepaalde denkwijze waar anderen problemen mee hebben?(….) wij zijn niet van de denkpolitie. Mensen mogen denken wat ze willen denken en zeker als ze daar enige wetenschappelijke evidentie voor kunnen aandragen.”
Die wetenschappelijke evidentie, daar ben ik benieuwd naar. Er is namelijk geen wetenschappelijk bewijs dat ME een psychosomatische aandoening is. Dat is niet meer dan een aanname. En dat gegeven sluit aan bij de opmerking die de heer Rutte, VVD-kamerlid, plaatste: “we moeten niet terechtkomen in de discussie dat wetenschap ook maar een mening is.”
Wel, laten we discussie toch maar eens voeren: we moeten constateren dat in Nederland het onderzoek naar chronische vermoeidheidsklachten, vaak aangeduid met de term CVS, vooral geïnitieerd is vanuit de opvatting dat het om psychosomatische “problematiek” zou gaan (zie ook de woordkeuze op 15 juni van de voorzitter van De Gezondheidsraad). Dat onderzoek is vooral verricht door psychologen. Dat levert in ieder geval op zijn minst een bias op. In nagenoeg al die onderzoeken vormt de afbakening van de doelgroep een probleem en ook dat is een bias. Er is geen onderzoek beschikbaar waarin wordt vastgesteld dat het bij ME gaat om een psychosomatische aandoening. Op het bio-medische vlak daarentegen is in Nederland nauwelijks onderzoek voorhanden. In het buitenland zijn in meerdere onderzoeken duidelijke aanwijzingen gevonden voor het bio-medische karakter van de ziekte.
—
e. “we hebben er wel naar gestreefd zoveel mogelijk verschillende denkrichtingen bij elkaar aan tafel te brengen”
Met deze samenstelling is de leiding van De Gezondheidsraad er duidelijk niet in geslaagd zoveel mogelijk verschillende denkrichtingen samen te brengen. Het is nu juist een zeer eenzijdige samenstelling. Vier commissieleden zijn afkomstig uit de SOLK-hoek. Dat maakt hen binnen de commissie “tot een machtsblok waar niets tegenover staat.” (citaat van de advocaat van het burgerinitiatief in zijn brief aan de heer Van Gool en aan de Tweede Kamer)
In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de publicaties en bindingen van een aantal leden van de adviescommissie ME. Ter verhoging van de transparantie zijn daar ook publicaties van de vicevoorzitter van De Gezondheidsraad aan toegevoegd.
—
f. “Helder moet zijn dat voor ons de absolute standaard moet zijn de stand van de wetenschap. Dat is waar wij over gaan, dat is onze rol”
Welaan meneer van Gool en meneer Severens; wij zullen dit hele traject, de totstandkoming en de inhoud van de adviezen met grote belangstelling volgen. Wij zullen graag meekijken naar de wetenschappelijke ontwikkelingen in de wereld en in Nederland en we zullen meekijken naar de selectie die de commissie daarin maakt voor de totstandkoming van het advies. Wij houden u aan uw stelling dat de commissieleden beschikken over “commissievaardigheden”, dat zij een brede blik zullen hanteren en dat zij openstaan voor andere ontwikkelingen en wat ons betreft zal dat ook aantoonbaar moeten zijn. Wij houden u aan uw uitspraak dat de stand van de wetenschap de absolute standaard moet zijn en wij gaan ervan uit dat u de wetenschappelijke zeggingskracht van de aangevoerde onderzoeken en publicaties nog zorgvuldiger zult onderzoeken dan het IOM heeft gedaan: er moet volgens u immers kwaliteit toegevoegd worden en 1 plus 1 is 2 nietwaar?!
—
Om aan uw beloftes te voldoen en om onnodige problemen achteraf te voorkomen, is het wellicht toch handig dat u de samenstelling van de commissie nog eens overweegt. Op dit moment ontbreekt immers in deze opzet vanuit de initiatiefnemers al op voorhand de steun voor dit onderzoek.
—
Lou Corsius
3 juli 2016
—
Bijlage 1. Institute Of Medicine
Bron: rapport van het IOM: Beyond Myalgic Encephalomyelitis/Chronic Fatigue Syndrome: Redefining an Illness
—
The National Academy of Engineering was established in 1964, under the charter
of the National Academy of Sciences, as a parallel organization of outstanding engineers.
It is autonomous in its administration and in the selection of its members, sharing with the National Academy of Sciences the responsibility for advising the federal government.
—
The National Academy of Engineering also sponsors engineeringprograms aimed at meeting national needs, encourages education and research, and recognizes the superior achievements of engineers. Dr. C. D. Mote, Jr., is president of the National Academy of Engineering.
—
The Institute of Medicine was established in 1970 by the National Academy of Sciences to secure the services of eminent members of appropriate professions in the examination of policy matters pertaining to the health of the public. The Institute acts under the responsibility given to the National Academy of Sciences by its congressional charter to be an adviser to the federal government and, upon its own initiative, to identify issues of medical care, research, and education. Dr. Victor J. Dzau is president of the Institute of Medicine.
—
The National Research Council was organized by the National Academy of Sciences
in 1916 to associate the broad community of science and technology with the
Academy’s purposes of furthering knowledge and advising the federal government.
Functioning in accordance with general policies determined by the Academy, the
Council has become the principal operating agency of both the National Academy
of Sciences and the National Academy of Engineering in providing services to
the government, the public, and the scientific and engineering communities. The
Council is administered jointly by both Academies and the Institute of Medicine.
Dr. Ralph J. Cicerone and Dr. C. D. Mote, Jr., are chair and vice chair, respectively,
of the National Research Council.
—
Bijlage 2. De Gezondheidsraad
Bron website De Gezondheidsraad.
—
Onafhankelijkheid
De Gezondheidsraad adviseert onafhankelijk. Dat betekent dat de adviezen de stand van wetenschap beschrijven, niet vertekend door belangen van mensen of organisaties. Transparantie over mogelijke belangen is daarom een vereiste.
—
Openheid en afweging
Belangen kunnen er altijd zijn. Om zo goed mogelijke adviezen af te leveren maakt de Gezondheidsraad gebruik van topexperts. Deze deskundigen leveren geregeld ook hun specifieke expertise aan andere instanties, zoals patiëntenorganisaties, overheden of het bedrijfsleven. Dat iemand verschillende rollen en contacten heeft, hoeft niet per se een probleem te zijn. Als algemene eis geldt dat een commissielid geen direct persoonlijk of financieel belang mag hebben bij een bepaald advies. De raad zorgt ervoor dat mogelijke belangen transparant zijn. Altijd vindt een bewuste afweging plaats of er geen belangenconflict kan ontstaan en of er voldoende tegenwicht is voor eventuele belangen binnen een commissie.
—
Procedure bij benoeming tot lid van de raad, beraadsgroep of commissie
Elke deskundige die bijdraagt aan het werk van de raad vult de belangenverklaring in waarmee hij of zij informatie verstrekt over verkregen onderzoeksgelden en mogelijke persoonlijke financiële en andere belangen. Op basis hiervan besluit de leiding van de Gezondheidsraad of iemand wel of niet als lid kan deelnemen. Een deskundige die geen persoonlijk maar wel een ander, scherp af te bakenen, belang heeft kan lid worden met de beperking dat hij of zij buiten de vergadering wordt gehouden bij het onderwerp waarop het belang betrekking heeft. In de beraadsgroepen en commissies worden de verklaringen van alle leden besproken, zodat men op de hoogte is van elkaars nevenfuncties en belangen.
—
Belangenverklaringen ter inzage op de website
De belangenverklaringen worden periodiek geactualiseerd en op deze website openbaar gemaakt. De verklaringen van beraadsgroepleden en van leden van vaste commissies zijn onder die kopjes te vinden. De verklaringen van beraadsgroepleden en van leden van vaste en ad hoc-commissies zijn onder die kopjes te vinden. Als deskundigen aan verschillende activiteiten hebben meegewerkt, zijn verschillende belangenverklaringen beschikbaar.
—
Inbreng als geraadpleegd deskundige of waarnemer
Soms zijn er op een specialistisch gebied maar weinig deskundigen. Als hun inbreng in een advies niet kan worden gemist, maar er is een schijn van belangenverstrengeling waardoor ze geen commissielid kunnen worden, dan is een optreden als geraadpleegd deskundige een optie. Zijn de bewuste deskundigen werkzaam bij een ministerie of een daaronder ressorterende organisatie dan worden zij automatisch geraadpleegd deskundige. Bij uitzondering kan een deskundige die werkzaam is bij een overheidsorganisatie structureel worden geraadpleegd. Hij of zij heeft geen stemrecht bij het formuleren van conclusies en aanbevelingen door een commissie en is niet medeverantwoordelijk voor de inhoud van het advies.
—
Standaard worden één of meer waarnemers toegevoegd aan beraadsgroepen en commissies. Zij vertegenwoordigen een ministerie of andere overheidsorganisatie, maar zijn niet per se inhoudelijk deskundig. Vaak zijn waarnemers betrokken geweest bij het opstellen van een adviesaanvraag en zullen zij worden ingeschakeld bij het formuleren van een ministeriële reactie op het advies of bij het uitwerken van beleidsmaatregelen. Ook waarnemers hebben geen stemrecht.
9
Bijlage 3 . Opstellers van het IOM rapport.
Bron: Beyond myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome: Redefining an illness.
COMMITTEE ON THE DIAGNOSTIC CRITERIA FOR MYALGIC
ENCEPHALOMYELITIS/CHRONIC FATIGUE SYNDROME
ELLEN WRIGHT CLAYTON (Chair), Center for Biomedical Ethics and
Society, Vanderbilt University Medical Center, Nashville, TN
MARGARITA ALEGRÍA, Harvard Medical School, Boston, MA
LUCINDA BATEMAN, Fatigue Consultation Clinic, Salt Lake City, UT
LILY CHU, International Association for Chronic Fatigue Syndrome/
Myalgic Encephalomyelitis, Chicago, IL; Stanford University ME/CFS
Initiative, Stanford, CA
CHARLES S. CLEELAND, University of Texas MD Anderson Cancer
Center, Houston
RONALD W. DAVIS, Stanford University School of Medicine, Stanford, CA
BETTY DIAMOND, The Feinstein Institute for Medical Research,
Manhasset, NY
THEODORE G. GANIATS, University of Miami, FL
BETSY KELLER, Ithaca College, Ithaca, NY
NANCY KLIMAS, Nova Southeastern University, Miami, FL
A. MARTIN LERNER, Oakland University, William Beaumont School of
Medicine, Rochester, MI
CYNTHIA MULROW, University of Texas Health Science Center, San
Antonio
BENJAMIN H. NATELSON, Mount Sinai Beth Israel, New York, NY
PETER ROWE, Johns Hopkins University, Baltimore, MD
MICHAEL SHELANSKI, Columbia University, New York, NY
—
Consultants
RONA BRIERE, Briere Associates Inc., Felton, PA
RENÉ GONIN, Westat, Inc., Rockville, MD
TROY PETENBRINK, Caduceus Marketing, Washington, DC
—
IOM Staff
CARMEN C. MUNDACA-SHAH, Study Director
KATE MECK, Associate Program Officer (until September 2014)
JONATHAN SCHMELZER, Research Associate (from September 2014)
ADRIANA MOYA, Senior Program Assistant (until May 2014)
SULVIA DOJA, Senior Program Assistant (from May 2014)
DORIS ROMERO, Financial Associate
FREDERICK ERDTMANN, Director, Board on the Health of Select Populations
—
This report has been reviewed in draft form by individuals chosen for
their diverse perspectives and technical expertise, in accordance with
procedures approved by the National Research Council’s Report
Review Committee. The purpose of this independent review is to provide
candid and critical comments that will assist the institution in making its
published report as sound as possible and to ensure that the report meets
institutional standards for objectivity, evidence, and responsiveness to the
study charge. The review comments and draft manuscript remain confidential
to protect the integrity of the deliberative process.
—
We wish to thank the
following individuals for their review of this report:
Italo Biaggioni, Vanderbilt University
Susan Cockshell, University of Adelaide
Stephen Gluckman, University of Pennsylvania
Maureen R. Hanson, Cornell University
Ben Katz, Ann and Robert H. Lurie Children’s Hospital of Chicago
Charles Lapp, Hunter-Hopkins Center, P.A.
Michael L. LeFevre, University of Missouri School of Medicine
Susan Levine, Medical Office of Susan M. Levine
Jose Montoya, Stanford University Medical Center
Daniel Peterson, Sierra Internal Medicine
Michael I. Posner, University of Oregon
Katherine Rowe, Royal Children’s Hospital
Christopher Snell, University of the Pacific
Rudd Vermeulen, CFS/ME Medical Centre
Yasuyoshi Watanabe, RIKEN Center for Life Science Technologies
—
Although the reviewers listed above provided many constructive
comments and suggestions, they were not asked to endorse the report’s
conclusions or recommendations, nor did they see the final draft of the
report before its release. The review of this report was overseen by David
Challoner, University of Florida, and Georges Benjamin, American Public
Health Association. Appointed by the Institute of Medicine, they were
responsible for making certain that an independent examination of this
report was carried out in accordance with institutional procedures and that
all review comments were carefully considered. Responsibility for the final
content of this report rests entirely with the authoring committee and the
institution.
11
Bijlage 4. Samenstelling van de commissie ME
Bron: website Gezondheidsraad.nl
—
Samenstelling
Voorzitter: prof. dr. M.H.H. Kramer, hoogleraar interne geneeskunde, VUmc, Amsterdam
Lid: prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, hoogleraar interne geneeskunde en immunologie, Maastricht UMC
Lid: dr. A.J. van Dijk, revalidatiearts, Enschede
Lid: dr. T.C. olde Hartman, huisarts, Radboudumc, Nijmegen
Lid: drs. Y Jansen, beleidsmedewerker werk & inkomen en patiëntenparticipatie, Steungroep ME en arbeidsongeschiktheid, Groningen
Lid: dr. J.A. Knoop, klinisch psycholoog, hoofd Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid, Radboudumc, Nijmegen
Lid: prof. dr. J.G.M. Rosmalen, hoogleraar psychosomatiek, UMCG, Groningen
Lid: dr. M.G. Smits, neuroloog/somnoloog, Ziekenhuis Gelderse Valei, Ede
Lid: R.H. Wijbenga, oud-voorzitter ME/cvs vereniging, hoofdredacteur ME Global Chronicle, Herwijnen
Lid:prof. dr. N.M. Wulffraat, hoogleraar kinderreumatologie, UMC Utrecht
Waarnemer: L. van Kranendonk, MSc, VWS, Den Haag
Contactpersoon en secretaris Secretaris: dr. J.N.D. de Neeling (nico.de.neeling@gr.nl)
–
Bijlage 5. overzicht van activiteiten, publicaties en bindingen
-over samenhang
over samenhang 4-5-16